"Hard voor zichzelf, maar met zachte hand te leiden", is wat vaak wordt gehoord over de Slowaak. Ze rijpen langzaam en zijn dus lang "jeugdig", ook in gedrag. De eerste jaren hebben ze tijd nodig om volwassen te worden; ze zien dan alles aan één groot spel. Ze hebben een enorm groot, maar eigen, gevoel voor humor. Hangen regelmatig de clown uit en staan vrij en onbevangen in het leven.
Maar pas op! Ze zijn onverschrokken als het nodig is: kunnen worden gebruikt voor bijna het hele jacht-pallet; de jacht op veerwild, het werk na het schot en zelfs voor de nazoek op wilde zwijnen en roodwild. Ze werken ontzettend graag en nooit met chagrijn. Ze vragen een eerlijke, consequente benadering.
Nog vaak wordt de Slowaak vergeleken met de Weimaraner. Eén van de grote verschillen echter is dat de Weimaraner van oudsher niet alleen roofwildscherp moet zijn, maar ook manscherp. Dat betekent dat ze enige tot veel aanleg hebben om "huis, haard en heer" te verdedigen als zij dit nodig achten.
Deze verdedigingsdrang is bij de Slowaak niet of slechts nauwelijks nog aanwezig. De Slowaak kent geen gereserveerdheid ten opzichte van vreemden; iedereen wordt even enthousiast begroet en tegemoet getreden.
Waaksheid kent het ras wel; bezoek wordt over het algemeen duidelijk aangekondigd.